Een deel van de achterwand van de oude locomotiefloods uit 1889 is bewaard gebleven toen deze in 1970 werd gesloopt, omdat het ook de achterwand vormt voor een aangrenzend werkplaatsgebouw, dat niet werd gesloopt. Dit is waar onze plaatwerkerij zich vandaag bevindt. Daardoor is ook de gemetselde paal tussen de sporen 9 en 10, waarop het bijbehorende dakgebint oorspronkelijk rustte, bewaard gebleven. Het was de bedoeling deze paal opnieuw te gebruiken als steun voor het nieuwe dakgebint. Bij nadere inspectie van de paal bleek echter dat deze ernstig was aangetast door vorst en verwering en geen draagvermogen meer had. Om het weer te kunnen gebruiken zou sloop en nieuwbouw onvermijdelijk zijn, en wellicht zou ook de fundering moeten worden verstevigd. Aangezien de omvang van deze werkzaamheden nauwelijks kan worden ingeschat en bovendien verdere ingrepen in het thans gebruikte gebouwenbestand met bijbehorende gebruiksbeperkingen noodzakelijk zouden zijn geweest, werd een alternatieve oplossing ontwikkeld. De paal zal later worden versterkt en geïntegreerd in de voortzetting van de buitenmuur, maar zal niet langer een statische functie hebben. In plaats daarvan wordt een nieuwe puntfundering direct voor de paal gebetonneerd en wordt een stalen steun gebouwd, die vervolgens het nieuwe dakgebint draagt. Deze bouwwijze wijkt af van het geplande ontwerp voor de andere spoorassen, maar markeert heel duidelijk de overgang naar het gereconstrueerde deel en is dus ook vanuit het oogpunt van monumentenzorg te onderschrijven.
De eerste stap was het graven van een kuil voor de fundering. Daarbij stuitten we op oude waterleidingen die niet meer in gebruik waren en moesten worden verwijderd. Vervolgens werd de grond van de bouwput verdicht, waarbij grondverbetering noodzakelijk werd om de stabiliteit te vergroten. Tijdens de bekistings- en versterkingswerkzaamheden aan de fundering van de scheidingswand wordt ook deze fundering voorbereid, zodat alles aan elkaar kan worden betonneerd.