Het ontwerp van de Oranienburg, geïntroduceerd in 1925, bleek een succes wat betreft treinconcept en ruimteverdeling, en wordt vandaag de dag nog steeds gebruikt door veel lokale vervoersmaatschappijen wereldwijd. De kleinste bedienbare eenheid is een zogenaamd controlekwartier, bestaande uit een motorwagen en een stuurstandrijtuig. In verband met de geplande verdere elektrificatie van de Berlijnse Stadtbahn en Ringbahn werd vanaf 1927 besloten nog meer voertuigen voor de Deutsche Reichsbahn aan te schaffen, die het concept van de Oranienburg overnamen, maar lichter en technisch verbeterd waren.
De levering van het nieuwe type stadsspoor vond plaats tussen 1927 en 1931, waarbij meer dan 1.000 treinstellen, rijtuigen en zijspannen voor de Berlijnse S-Bahn werden gebouwd. Onder hen was het treinstel elT 3371 dat vanaf 1941 in een nieuwe serie ET 165 299 werd genoemd. Na de ET 165-serie werden tot het einde van de Tweede Wereldoorlog meer treinen aangeschaft en had Berlijn met meer dan 2.000 wagens het modernste en efficiëntste S-Bahn-netwerk van Europa. Door de Tweede Wereldoorlog was er een tekort aan reserveonderdelen en werd besloten de rijdende aanhangers om te bouwen tot eenvoudige zijspannen. De gedemonteerde onderdelen werden vervolgens gebruikt als reserveonderdelen.
Na de Tweede Wereldoorlog bleef de Deutsche Reichsbahn in alle 4 sectoren van Berlijn rijden. Na de algemene revisie in de jaren 1950 werden de treinstellen van de serie ET 165 vanaf 1965 omgebouwd voor eenmansbedrijf. Dit was uiterlijk herkenbaar aan de twee paar lampen aan de voorkant van het rijtuig. In het reizigerscompartiment zelf werden de plafonds en wanden grotendeels bekleed met “Sprelacart” en kregen de stoelen nieuwe kunstlederen bekleding.
Niet gemoderniseerde eenheden konden in het midden van de trein als “passeerkwartier” worden opgesteld, omdat de besturingskabels voor de nieuwe techniek gewoon werden doorgetrokken. Toen in 1970 ook bij de Deutsche Reichsbahn het EDP-nummersysteem werd ingevoerd, werd de ET 165-serie omgedoopt tot de nieuwe 275-serie. De treinstellen kregen oneven nummers en de zijspannen even nummers.
Door voortdurende ruzies nam de West-Berlijnse BVG in 1984 de exploitatierechten voor het S-Bahn-verkeer in West-Berlijn over van de Deutsche Reichsbahn (de DDR). BVG kreeg hiervoor een aantal treinstellen en zijspannen van de serie 275. Door een tekort aan wagens werden ook in West-Berlijn paskwartieren samengesteld tot volledige treinen, waarvoor bij gebrek aan treinradioapparatuur naast de machinist ook een conducteur moest meereizen voor de dispatching.
Aangezien de oude S-Bahn-treinen ook in Oost-Berlijn nog moesten worden ingezet, werd besloten het wagenpark grondig te moderniseren. De treinen van serie 275 werden in de jaren tachtig bij de voormalige RAW Schöneweide gemoderniseerd. Daarbij werden de ramen vervangen door klapramen. Bovendien werd een visueel en akoestisch sluitsein geïnstalleerd. Het meest opvallende was de verandering van de voorkant van het treinstel in twee grote ramen met een bestemmingsaanduiding in het rechterraam. De omgebouwde lightrailvoertuigen werden ingedeeld in klasse 276.1. (Klasse 276.0 was al bezet door oude voertuigen van het type Bankier, Olympia en Peenemünde).
Na de hereniging werd bij de DB en de DR een gemeenschappelijk nummeringssysteem ingevoerd. Elektrische treinstellen kregen nummers uit de cirkel van 400, de treinstellen van de serie 275 werden omgedoopt tot 475 en de zijspannen tot 875. De serie 276.1 werd omgedoopt tot serie 476 of 876. Bij de herindeling werden de bestelnummers voor alle series opnieuw toegekend. Aangezien alle kwarttreinen van de oude serie 276.0 al uit dienst waren genomen, kreeg ook de serie 476 het volgnummer 1 – d.w.z. 476 001 (motorwagen) + 876 001 (aanhangwagen) en het volgende.
In 1994 fuseerden de Deutsche Bundesbahn en de Deutsche Reichsbahn tot Deutsche Bahn AG. In 1995 werd de S-Bahn Berlin GmbH opgericht, een dochteronderneming van de DB AG. Op dat moment waren er nog veel oude voertuigen in gebruik. Deze werden snel vervangen door nieuwbouw en de serie 475 met zijn typische drieruitsfront werd na 70 jaar in 1997 uitgefaseerd. Tegen het jaar 2000 hadden ook de gemoderniseerde 476 het einde van hun levensduur bereikt.
De 476 033-6 werd door een particulier gekocht en permanent in bruikleen gegeven aan het spoorwegmuseum Darmstadt-Kranichstein als een typische, vroege vertegenwoordiger van het voorstadsvervoer per spoor in grote agglomeraties. De technische bijzonderheid in Berlijn bestaat uit een zijgeleiderail met 750 volt gelijkstroom, die van onderaf wordt geveegd. Daarnaast is er het lagere doorrijprofiel, waardoor op de Berlijnse S-Bahn alleen treinen tot een hoogte van ca. 3,60 m kunnen worden ingezet.
Ook in Hamburg wordt de stroom geleverd via een zijbalk, maar met 1.200 volt gelijkstroom en vanaf de zijkant van boven geveegd.
FABRIKANT
IN DIENST
UIT DIENST
MAX. SNELHEID
Zon- en feestdagen 10 – 16 uur
Van april tot eind september
ook woensdagen 10 – 16 uur
© Bahnwelt 2023. Alle rechten voorbehouden.
Voor een betere leesbaarheid wordt op deze website de mannelijke vorm gebruikt voor persoonsnamen en persoonlijke zelfstandige naamwoorden. Overeenkomstige termen zijn in beginsel van toepassing op alle geslachten met het oog op gelijke behandeling. De afgekorte formulering is slechts om redactionele redenen en het bevat geen beoordeling.
Sie erhalten in Kürze eine E-Mail an die von Ihnen angegebene E-Mail-Adresse. Bitte bestätigen Sie Ihre Newsletteranmeldung über den darin enthaltenen Link.